1848, Johannes Lourant bouwt een huis.

De bekende geschiedenis van het huis begint in 1848. In dat jaar wordt door het Polderdistrict aan Johannes Lourant uit Batenburg vergunning verleend om “aan de binnen zijde van den dijk bij de zoogenaamde Gordenisse afweg tegen de dijkvakken no 148 en 149 aldaar, een huisje te mogen bouwen”. De Vorst van Bentheim is de eigenaar van deze dijkvakken en van de aangrenzende grond. Zonder zijn medewerking kan dat huis dus niet tot stand gekomen zijn. De Vorst was protestant, Lourant was een katholiek. In Batenburg lagen de verhoudingen tussen katholieken en protestanten niet gemakkelijk in die tijd en het is daarom verrassend dat een katholiek op “protestantse grond” mocht bouwen.

Handtekening van Jan Lourant, 1848. 

Als Johannes Lourant een huis bouwt aan de dijk is hij al 61 jaar en woont hij twintig jaar in Batenburg. Hij is in Wijchen geboren als zoon van Willem Laurant, een “wielendraaijer” en inmiddels twee keer getrouwd. Zijn eerste vrouw stierf, 19 jaar oud, in het kraambed. Hij hertrouwde nog geen half jaar later met Marie van Asten uit Overlangel. In Wijchen stond hij bekend als timmerman, boer en herbergier. Samen met zijn broer Mathijs vestigde hij zich als timmerman in Batenburg. Hij kwam daar met zijn gezin vanuit Horssen aan in de meimaand van 1828, 41 jaar oud.

Twintig jaar later, als Johannes De Gordenaars bouwt, zijn vier van zijn acht kinderen al het huis uit. Zijn dochter uit zijn eerste huwelijk is getrouwd met de Batenburgse metselaar Jacobus van de Dobbelsteen. Zijn oudste zoon woont als timmerman in Batenburg. Zijn tweede zoon is hoefsmid in Leur, een derde zoon woont getrouwd in Megen. We kunnen dus veilig aannemen dat de familie Lourant het huis in eigen beheer heeft gebouwd.

Johannes sr. gaat er met zijn vrouw, drie nog ongetrouwde dochters en zijn jongste zoon Johannes jr. wonen. Deze laatste zal zijn hele leven op de Gordenaars blijven en verdiende er als herbergier, radmaker en boer de kost.

Vervolg >> De herberg van Laurant.