Het gezin van Dionisius Coolen en Geertruij Okkers
Van het huwelijksjaar 1801 tot de dood van Dionysius in 1832
Het moet een groot feest zijn geweest toen Dionisius en Geertruij trouwden. Na de dood van hun moeder en vier jaar later hun vader waren zeven ongetrouwde kinderen thuis achtergebleven. Vijf jaar later, in 1800 waren twee oudere zussen van Dionisius getrouwd op hun 37e en 31e jaar. Op 16 februari 1801 trouwen Dionisius en zijn zus Cornelia op dezelfde dag. Een dubbele bruiloft dus bij Coolen in de Stokhasselt.
Vrijwel zeker blijft Dionisius met zijn nieuwe echtgenote thuis wonen in de ouderlijke woning. Daar wonen ook nog zijn oudere, gehandicapte broer, en een jongere broer en zus.
Wat de ouders hebben nagelaten is niet goed bekend. In hun testament hebben ze alleen geregeld dat hun innocente zoon als enige een welomschreven erfenis kreeg: een perceel akkerland van vier lopens (± 2/3 ha.). Dat vertegenwoordigt een waarde van zo’n 400 gulden. Er zijn in totaal 7 erfgenamen. Tenzij de bruid veel meebracht zal het jonge paar geen erg welvarende start hebben gemaakt.
Geertuij is echter van goede komaf. Zozeer zelfs dat het verbazing mag wekken dat haar moeder in het huwelijk van haar oudste dochter met een herbergier toestemde. Haar vader, Petrus Okkers, was al vijf jaar dood. Van hem en zijn familie is niet veel te vinden in de Tilburgse archieven. Een verbinding met de zeer aanzienlijke familie Ockersse uit Zeeland (Dreischor) bleek niet aan te tonen. Anders is het gesteld met haar moeder, die stamt uit de familie Smarius. Grootvader Smarius moet een man van aanzien zijn geweest. Hij is verwant aan de voorvaders van de voormalige broodfabriek bij de Hasseltrotonde in Tilburg.
Met de familie Smarius komt ook een flinke dosis “kerksheid”in de familie. In een “Familie Catalogus” die generaties lang in de familie Kolen is doorgegeven worden vier priesters Smarius vernoemd, waarvan er één hoogstwaarschijnlijk de zoon is van Geertuij’s grootvader en drie waarschijnlijk zijn broers of neven. Generaties lang zijn er geestelijken in de familie, ook via de vrouwelijke lijn. De moeder van Geertruij, die dus een heeroom en een heerbroer heeft en met Peter Okkers trouwt, brengt een non voort en een pastoor. Geertruij zelf krijgt met Dionisius Coolen een zoon die onderpastoor wordt in Antwerpen. En ook in de generatie daarna wordt er een Koolen pastoor, ditmaal in Asten. In vijf opeenvolgende generaties (Smarius-Smarius-Okkers-Coolen-Koolen) kwamen geestelijken voor !
Dionisius Coolen trouwde dus een goede partij. Hoewel over de zakelijke handel en wandel van de familie Okkers-Smarius nadere gegevens ontbreken is wel iets bekend over het eindsaldo. De weduwe Okkers-Smarius, die haar man veertig jaar overleeft, laat op het eind van haar leven een mooie erfenis na. In hoeverre Dionisius en Geertruij hiervan profijt hebben gehad zolang moeder nog leefde is ongewis.
Bij hun huwelijk is Dionisius 26 en Geertruij 25 jaar oud. Het huwelijk zal maar 15 jaar duren en eindigen met de dood van Geertruij. Er komen zes kinderen. Drie blijven ongetrouwd, één wordt priester en twee zonen trouwen en krijgen zelf kinderen. Hoewel Dionisius bij zijn trouwen als beroep herbergier opgeeft, wijst alles erop dat hij de rest van zijn leven vooral boer is geweest. Een drietal bij de notaris geregistreerde transacties hebben betrekking op akkerland en bosgrond in de Stokhasselt en het Craayven. In het Tilburgse archief is geen testament te vinden. Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat dat niet is gemaakt.

Het oudste prentje in het Kolen-archief.
Dionisius laat in 1832 vier ongetrouwde zonen achter. De jongste, Cornelius, is bijna aan zijn priesterwijding toe. Oma Okkers-Smarius maakt dit allemaal nog mee in haar woonplaats Hechtel in België. Een jaar later laat ze een goed deel van haar vermogen na aan haar kleinkinderen Koolen.
Het jaar 1832, is het beginjaar van het Tilburgse kadaster. Daarom is precies bekend welk onroerend goed Dionisius in 1832 in Tilburg in zijn bezit had. Het zijn in totaal bijna vier hectare wei- en bouwland, ruim 6 1/2 hectare bos, plus twee boerenerven. Het is de familie Koolen-Ockers dus financieel niet slecht gegaan. De ouderlijke boerderij is in stand gebleven en behoorlijk uitgebreid met wei/bouwland en bosgrond. Bovendien zijn bij het hoofderf twee huisjes gebouwd of aangekocht en is elders een (waarschijnlijk bescheiden) erf met huis gekocht.
Uit de kadastergegevens is ook af te leiden wie de volgende eigenaren waren van het bezit van Dionisius. De oudste zoon Francis krijgt de huizen: het grootste ouderlijk huis, met bijgelegen 2 huisjes, aangelegen tuin, erf en grond in sectie I, plus het andere huis met aangelegen erf in sectie H aan de Stokhasseltsestraat. Jacobus, de tweede zoon en krijgt 8 percelen wei/bouwland, samen zo’n 3 ha, en bijna 1 1/2 ha hei. Norbertus, de volgende generatie in dit familieverhaal, neemt een dennebos over. Cornelis tenslotte, de priesterstudent, krijgt een perceel hakhout.
Uit het gezin van Dionisius ontwikkelen zich twee boerderijen: de jongere zoon Norbertus gaat boeren in de Hasselt, op de erfenis van zijn grootmoeder Ockers-Smarius. Hoe het hem vergaat wordt in het volgende hoofdstuk beschreven.
De oudste zoon Francis neemt de ouderlijke boerderij over en bijna alle bezittingen van zijn ouders komen via vererving, ruil en koop in zijn bezit. Dit bezit komt uiteindelijk allemaal terecht bij de katholieke kerk. Hoe dat zo kwam kunt u lezen op de pagina “De afslag naar Oisterwijk“.